Clusteroptimalisatie: Lokaal waar het kan,verbinden waar het moet

WML nam in 2020 in haar strategie voor de toekomstige infrastructuur (leidingnet en productielocaties) afscheid van het idee van de backbone, waarmee alle locaties met elkaar verbonden zouden worden. In plaats daarvan koos het bedrijf voor clusteroptimalisatie: de uitdagingen van de toekomst worden in principe opgelost binnen het eigen cluster. Waar dit niet lukt, wordt een verbinding gemaakt met het aangrenzende cluster. Oftewel: lokaal waar het kan, verbinden waar het moet. In 2021 bracht WML nauwkeurig in kaart welke projecten daarvoor tot 2035 moeten worden gerealiseerd. Nu de opgave helder is, kan de uitvoering in 2022 starten. Regisseur Infra & Data Eddy Toonen over hoe WML met een integrale en flexibele benadering werkt aan het verkleinen van de kwetsbaarheid en versterken van de toekomstbestendigheid van haar infrastructuur.

 

Zes (eigenlijk vier) clusters

De infrastructuur van WML is verdeeld in zes clusters, afzonderlijke netten die onderling niet verbonden zijn. Eigenlijk zijn het vier grotere geografische clusters (Zuidwest, Zuidoost, Midden en Noord) en twee leveringsgebieden die min of meer zelfstandig blijven (Schinveld en Pey-Echt).

Voorheen was het de bedoeling om alle clusters met elkaar te verbinden via de zogenaamde backbone. Dit is de meest robuuste strategie die WML kan volgen om alle toekomstige uitdagingen te lijf te gaan, aldus Toonen. ‘Welke uitdagingen je in het noorden of zuiden ook hebt, met een backbone kun je het water overal naar toe brengen en de uitdagingen op een grotere schaal oplossen. Maar dat vraagt om veel extra en dure transportleidingen in een toch al drukke ondergrond. Toen het financiële speelveld voor de drinkwaterbedrijven in 2020 plotseling veranderde, bleek dit niet meer haalbaar. We hadden toen kunnen kiezen voor de tegenovergestelde strategie: alle uitdagingen in een productielocatie worden ter plekke opgelost. Op korte termijn volstaat dat, maar op lange termijn niet. De keuze voor clusteroptimalisatie biedt de mogelijkheid om problemen lokaal aan te pakken als dit mogelijk is, en op een grotere schaal aan te pakken als dit nodig is. Ook dit vraagt om serieuze investeringen, maar minder hoog. En als het in de toekomst noodzakelijk blijkt, kunnen de clusters alsnog aan elkaar worden gekoppeld.’

De clusters van WML 
 


 

Urgentie en noodzaak

Welke toekomstige uitdagingen moeten dan in de clusters worden opgelost? Een groot aantal WML-ers ging in 2020 aan de slag en ontrafelde de gordiaanse knoop door samen bij het begin te beginnen en zo de urgentie en noodzaak van ingrepen vast te stellen. Met behulp van bestaande gegevens, nieuwe onderzoeken en prognosemodellen werd voor elke productielocatie bepaald in hoeverre deze voldoende is toegerust om de verwachte toekomstige (locatiespecifieke en generieke) uitdagingen aan te kunnen. Bij de toekomst gaat het daarbij in eerste instantie om de periode tot 2035. Tot dan zal de watervraag in Limburg volgens de huidige prognoses nog stijgen; daarna treedt volgens dezelfde prognoses krimp in. Die overigens nog onzekere krimp maakt dat bij de uitdagingen ook al wordt vooruitgekeken naar de periode na 2035. ‘Misschien moeten we dan sommige winningen sluiten’, aldus Toonen. ‘Daar hou je rekening mee bij het plannen van investeringen. Staat zo’n winning bijvoorbeeld op de rol om vlak voor 2035 te worden gerenoveerd, dan is het handiger het besluit daarover even uit te stellen tot je zeker weet of de krimp inderdaad doorzet.’

Urgentie bepalen én monitoren

Alle opgaven in de verschillende productielocaties zijn in kaart gebracht vanuit de aspecten kwaliteit, beschikbaarheid, afzet en leveringszekerheid. ‘Daarbij is een gradatie in urgentie bepaald’, aldus Toonen. ‘De ene opgave moeten of willen we de komende jaren aanpakken. Bij de andere volstaat het om een vinger aan de pols te houden. Het gaat hierbij nadrukkelijk om momentopnames. We monitoren voortdurend en blijven jaarlijks onderzoek doen naar knelpunten. Dat kan ertoe leiden dat bepaalde opgaven na verloop van tijd meer of juist minder urgent worden. Zo dachten we tot recent bijvoorbeeld nog dat we in een winning op termijn een verziltingsprobleem zouden krijgen, omdat we door het onttrekken van grondwater brak water uit de omgeving in onze bronnen zouden aantrekken. Nader onderzoek heeft uitgewezen dat dit brak water een andere kant op stroomt. Dit potentiële knelpunt is daarom niet meer urgent. Er is de komende tien jaar geen actie nodig. We kunnen dus de vergunde winningscapaciteit volledig blijven benutten, waarbij we wel de vinger aan de pols houden.’

Ook de prognosemodellen waarmee WML werkt, kunnen leiden tot tussentijdse wijzigingen in de urgentie, vervolgt Toonen. ‘Het zijn immers prognoses; de werkelijkheid kan zich anders ontwikkelen. Zo zijn de prognoses voor de toekomstige watervraag tot nu toe vooral gebaseerd op demografische en economische modellen. Klimaateffecten zitten daar nog onvoldoende in.’

Naar een investeringskalender

In 2021 heeft WML de toekomstige opgaven omgezet in een concrete investeringskalender voor de verschillende clusters, waarbij ook een koppeling is gelegd met de al langer bestaande renovatie- en saneringsopgave. Toonen: ‘Wij investeren jaarlijks ruim € 40 miljoen in onze infrastructuur en bedrijfsvoering. Grofweg € 25 miljoen daarvan is bestemd voor het saneren van verouderde leidingen en renoveren van verouderde installaties. Voor alle overige investeringen hebben we jaarlijks dus zo’n € 15 tot 20 miljoen beschikbaar. Het is zaak om werk zoveel mogelijk met werk te combineren, dus om renovaties en verbeteringen vanuit de clusteroptimalisatie in één klus door te voeren. En het is zaak om alle ingrepen in de tijd te spreiden, omdat het anders financieel en qua capaciteit van onszelf en aannemers niet gaat lukken. Verder moeten we ruimschoots op tijd aan projecten beginnen. De omgeving is steeds minder bereid mee te werken als wij in of op hun grond werkzaamheden willen verrichten. Het aanleggen van een nieuwe leiding kost daardoor al snel vijf jaar, waarvan de helft om alleen al van iedereen goedkeuring te krijgen.’

Leentjebuur

Uit de investeringskalender blijkt dat er vooral in het cluster Zuidoost nog aanpassingen van de infrastructuur nodig zijn. Dit heeft niet alleen te maken met de stijgende watervraag in dit cluster, maar ook met kwaliteitsuitdagingen rond de bronnen en de wens om beter te kunnen inspelen op het grilliger gebruik door de klimaatverandering. ‘Door deze opgaven ontstaat in de toekomst een probleem in de afzet. Dit wordt opgelost door leentjebuur te spelen bij het aangrenzende cluster Zuidwest’, vertelt Toonen. ‘Met een nieuw aan te leggen transportleiding tussen de twee clusters kunnen we in de toekomst water overhevelen. In Zuidwest neemt de vraag eveneens toe, versterkt door de overheveling van water naar Zuidoost. Die toename kunnen we opvangen door bestaande winningen uit te breiden. In Zuidwest is met name sprake van een aantal kwaliteitsuitdagingen. We zijn al volop bezig met nadere onderzoeken naar hoe we die het beste kunnen oplossen.’

Flexibel

Toonen concludeert dat WML met de clusteroptimalisatie en de integrale benadering die hierachter zit een efficiënte en vooral flexibele strategie heeft voor niet alleen de korte, maar ook de (middel)lange termijn. ‘Onze plannen staan klaar voor de komende tien à vijftien jaar, maar ze kunnen jaarlijks worden bijgesteld als onderzoek, nieuwe prognoses of onverwachte nieuwe ontwikkelingen in bijvoorbeeld het klimaat daar aanleiding toe geven. Belangrijk is ook dat de ingrepen via de clusteroptimalisatie passen in de backbone. Mochten wij dus in de toekomst alsnog op deze strategie willen of moeten overstappen, dan kan dat.’